Dat is een gekke situatie. In plaats van de kinderen naar school te brengen, blijven ze in verband met het coronavirus thuis! Heeft jouw kind moeite met lezen en/of spellen, of dyslexie? Dan is het…
Datum: 28 september 2020
Kinderen met gehoorproblemen blijven vaak wat achter in hun lees- en spellingontwikkeling ten opzichte van volledig horende kinderen. Ze horen woorden minder goed, waardoor het reguliere lees- en spellingonderwijs (waarin woorden per klank worden gelezen en geschreven) vaak minder goed aansluit bij deze kinderen. Voor hen is het erg belangrijk om de stof visueel te maken. Hoe kun je dit het beste doen? Wij zetten zeven tips op een rijtje waar je als leerkracht rekening mee kunt houden.
Klankgebaren, oftewel ‘cued speech’, zijn bepaalde gebaren en lipbewegingen die de leerkracht kan maken om een bepaalde klank te visualiseren. Zo beeld je de ‘b’ met een klankgebaar uit door de /b/ uit te beelden met je handen, maar ook door je wangen op te blazen en een zogenaamde ‘plofklank’ met je lippen te maken. De klankgebaren die het meest gangbaar zijn komen uit de methode ‘Zo leer je kinderen lezen en spellen’ (ZLKLS van José Schraven).
Naast klankgebaren kan ook vingerspelling gebruikt worden. Op scholen voor dove en slechthorende kinderen (cluster 2-onderwijs) wordt dit veel toegepast. Hierbij spel je de letters in Nederlandse Gebarentaal met je vingers (zie de afbeelding hieronder).
Het is belangrijk om oogcontact te maken wanneer je stof uitlegt. Wanneer de leerkracht naar de stof kijkt tijdens de uitleg, kan het kind met gehoorproblemen geen gebruik maken van de lipbewegingen van de leerkracht. Door het kind aan te kijken, kan hij of zij voor een deel ook de spraak van de leerkracht afzien. Maar: vaak kan niet de gehele boodschap begrepen worden door middel van liplezen. Dit mag dan ook nooit als enige middel worden ingezet.
Omdat kinderen met gehoorproblemen minder houvast hebben aan hoe woorden klinken, is het handig om bij het aanleren van leesvaardigheid te focussen op woordbeelden. Met woordbeeld wordt het woord als geheel bedoeld, dus hoe het woord eruitziet met alle letters achter elkaar (bijvoorbeeld: niet /b-oe-k/ (opgedeeld in klanken) maar /boek/ (als één geheel)). Dit is te vergelijken met de manier waarop je een logo onthoudt. Je onthoudt een logo vaak ook als één geheel. Door woorden te flitsen kun je dit oefenen.
Wanneer je een kind dat gehoorproblemen heeft nieuwe stof uitlegt, is het belangrijk om te controleren of het kind de stof ook heeft begrepen. Bij voorkeur kan dit ook visueel gedaan worden; bijvoorbeeld door het kind de regels in een dialoog met bijvoorbeeld handpoppen weer uit te laten leggen of door het visueel te maken met plaatjes of picto’s.
Een kind met gehoorproblemen zou baat kunnen hebben bij versterkende apparatuur (bijvoorbeeld SOLO-apparatuur). Dit is vaak een kastje dat een kind om zijn/haar nek kan hangen waardoor de geluiden om hem of haar heen versterkt worden. Naast deze apparatuur helpt het voor kinderen met gehoorproblemen ook om les te krijgen in een prikkelarme omgeving. Dit betekent dat ze het beste kunnen leren in een omgeving met zo min mogelijk afleiding in hun gezichtsveld als ook zo min mogelijk achtergrondgeluid.
Actief lezen betekent het hardop kunnen lezen van teksten. Vaak gaan gehoorproblemen samen met uitspraakproblemen, omdat kinderen met gehoorproblemen de uitspraak van anderen vaak niet goed kunnen horen. Controle van het actief lezen kan dan ook erg lastig zijn. Passief lezen (het tekstbegrip) is om die reden belangrijker bij kinderen met gehoorproblemen. De focus moet daarom meer liggen op het kunnen begrijpen van teksten dan op het actief kunnen voorlezen van teksten.
Niet alleen bij het aanbieden van spelling speelt visualisatie een rol; ook bij het afnemen van dictees is het belangrijk om deze visueel te maken. Omdat je niet altijd goed kunt controleren of kinderen met gehoorproblemen het woord dat je dicteert goed hebben verstaan, is het belangrijk om naast het woord ook een plaatje of een gebaar aan te bieden. Als het woord /boek/ gedicteerd wordt, laat dan bijvoorbeeld een plaatje van een boek erbij zien. Zo weet je zeker dat het kind weet welk woord hij/zij op moet schrijven.
Mocht een kind al gewend zijn aan bepaalde technieken, dan is het handig daarbij aan te sluiten. Sommige kinderen zijn bijvoorbeeld al gewend aan ofwel de vingerspelling ofwel de klankgebaren. Het blijft dan altijd belangrijk af te stemmen op waar het kind al bekend mee is, zodat het aanbod niet voor verwarring zorgt.
Heb jij nog meer tips? Laat ze dan onder dit artikel achter!